Cupping
Een kapotte of versleten vering, alsook een verkeerde gewichtsverdeling, liggen aan de oorzaak van het fenomeen ‘cupping’. Dit fenomeen is goed voelbaar wanneer je met de palm van je hand zacht over het loopvlak van de band strijkt in beide richtingen. U voelt dat de band niet mooi rond is, maar ‘platte vlakken’ vertoont aan de binnenzijde van de band (dieper achteraan in de wielkast).
Onder normale omstandigheden wordt een band stevig tegen het wegdek gedrukt door het gewicht van de wagen. Echter, ten gevolge van bv een kapotte schokdemper, gaat de band ‘op en neer springen’ onder de wagen (de band hoeft daarom niet los te komen van het wegdek : de band veert grotendeels in de flank).
Dit fenomeen doet zich voor met een bepaalde frequentie, waardoor de band op bepaalde plekken meer belast wordt, en op andere minder. De plekken waar de band meer belast wordt slijten sneller, met als gevolg deze platte slijtagevlakken.
Behalve in geval van versleten schokdempers, doet ‘Cupping’ zich vaak voor op de achterste banden van voorwiel aangedreven voertuigen. De gewichtsverdeling ligt hier aan de oorzaak : de motorblok ligt vooraan tussen (of zelfs iets voor) de voorste wielen. Hierdoor worden de achterste banden niet voldoende tegen het wegdek gedrukt met het fenomeen tot gevolg. Dit fenomeen komt veelvuldig voor op monovolumes.
Een mogelijke oplossing is om de wagen achteraan met extra gewicht te belasten, maar in de praktijk is dit weinig haalbaar.